Paragrafen

Weerstandsvermogen

Berekening weerstandsvermogen

Weerstandsvermogen
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de structurele en de incidentele weerstandscapaciteit.
De structurele weerstandscapaciteit bestaat uit de begrotingspost onvoorzien. De post onvoorzien moet een soepele uitvoering van de begroting vergemakkelijken. Het zorgt zodoende voor een stukje flexibiliteit. De post onvoorzien van € 0,8 mln. is in 2020 ingezet voor het opvangen van de financiële gevolgen van de coronacrisis.

Inventarisatie van de weerstandscapaciteit
De incidentele weerstandscapaciteit bestaat uit de algemene reserve, de programmareserves, de centrale bedrijfsvoeringsreserve, gemeentebrede reserve exploitatieresultaten (reserve onderhoud vastgoed en - sportaccommodaties) en de reserve grondbedrijf. Elk beleidsprogramma heeft een programmareserve. De programmareserve is o.a. bedoeld om tussentijdse risico’s en tegenvallers op een beleidsprogramma op te vangen. Indien de risico’s de programmareserve overstijgen, dan worden deze betrokken bij de algemene reserve. De standen van deze reserves zijn per einde 2020 als volgt:

Stand 31/12/2019
na resultaatbestemming

Stand 31/12/2020
voor resultaatbestemming*

Algemene reserve

€ 56,9 mln.

€ 24,6 mln.

Reserve grondbedrijf

€ 59,8 mln.

€ 49,2 mln.

Programmareserves

€ -12,8 mln.

€ 0,1 mln.

Centrale bedrijfsvoeringsreserve

€ -7,1 mln.

€ -1,3 mln.

Gemeentebrede reserve exploitatieresultaten (reserve onderhoud vastgoed en - sportaccommodaties)

€ 5,3 mln.

€ 5,6 mln.

Totaal

€ 102,1 mln.

€ 78,2 mln.

* zie voor de ontwikkeling van de reserves, de betreffende programma's en paragrafen

Algemene reserve
De algemene reserve is het vrij besteedbare eigen vermogen van de gemeente en dient voor het afdekken van tekorten in de gemeentelijke jaarrekening en het opvangen van de eerder geschetste type risico’s. Hiermee wordt voorkomen dat elke financiële tegenvaller dwingt tot onmiddellijk bezuinigen. Niet alle gemeenten lopen dezelfde risico’s. Het is daardoor niet mogelijk een algemene norm te stellen voor een eenduidige relatie tussen de algemene reserve en de risico’s. Iedere gemeente moet op basis van de eigen specifieke situatie een beleidslijn formuleren over het noodzakelijk geachte weerstandsvermogen. Inherent aan risico's is dat de precieze omvang van de mogelijke schade of kosten niet vaststaat. Dat komt natuurlijk vooral omdat het altijd gaat om een onzekere gebeurtenis, met navenant onzekere kosten. De gemeente Den Haag maakt gebruik van een risico-cumulatiemodel.

De omvang van de algemene reserve is afgenomen door deze voor 50% aan te wenden om de buffer impact coronacrisis te vullen, zoals begroot met de laatste programmabegroting. Dit is noodzakelijk om een sluitende begroting te kunnen presenteren ondanks de Coronacrisis. Hierna bedraagt de algemene reserve per 31 december 2020 nog € 24,6 mln. Tegelijk is het risicoprofiel van de gemeente toegenomen. De stand van de algemene reserve is lager dan wat de algemene reserve op grond van het actuele risicoprofiel dient te zijn. Voor het herstel van de algemene reserve is een plan opgesteld. Dit plan bestaat uit het verkopen van gemeentelijke vastgoed dat geen beleidsmatig doel dient, toevoegen van vrij te besteden bespaarde rente in de komende jaren en het vasthouden van jaarrekening resultaten die conform de bestaande spelregels aan de algemene reserve worden toegevoegd.

Reserve Grondbedrijf
De reserve grondbedrijf (RGB) is de financiële buffer voor het Grondbedrijf. De reserve is nodig om te voorkomen dat tekorten van het grondbedrijf de totale gemeentelijke financiële huishouding verstoren. Opbrengsten uit grondexploitaties worden aan deze reserve toegevoegd, verliezen uit grondexploitaties worden hiermee verrekend. Als gevolg van het afsluiten van positieve projecten, het vaststellen van nieuwe of herziene grondexploitaties, reguliere projecteffecten en mutaties in de RGB conform raadsbesluiten is er in 2020 voor € 10,7 mln. aan de RGB onttrokken. De stand van de RGB per 31 december 2020 is € 49,2 mln.

Programmareserves
De programmareserves zijn bedoeld om tussentijdse risico’s en tegenvallers op te vangen. Jaarlijks wordt bij de begrotingsvoorbereiding bezien welk deel van deze programmareserves ingezet kunnen worden voor nieuw beleid en welk deel noodzakelijk is om doorlopende harde verplichtingen af te dekken.

Het negatief saldo per 31 december 2019 komt met name door het tekort van programma 8 Zorg, Welzijn, Jeugd en Volksgezondheid over 2018. De negatieve stand is in 2020 teruggebracht naar € 0. Per 31 december 2020 was de stand voor de programmareserves € 0,1 mln. Programmareserve 6 Onderwijs heeft echter nog een negatief saldo van € -1,5 mln. door het tekort uit 2019, maar dit valt binnen de programmareserves weg tegen de positieve saldi van overige programmareserves. Op grond van de geldende spelregels, moet deze negatieve programmareserve binnen twee begrotingsjaren naar ten minste nihil worden teruggebracht. Met de maatregelen in de begroting 2021 wordt aan deze eis voldaan.

Centrale bedrijfsvoeringsreserve
De centrale bedrijfsvoeringsreserve is bedoeld voor het opvangen van jaarrekeningresultaten op de bedrijfsvoering, de overhead en de frictiekosten inzake de bundeling. Bij de besparing in de bedrijfsvoering gaat het om onder andere kosten voor boventalligheid als gevolg van de reorganisatie, kosten voor opleidingen en kosten om het programma te kunnen uitvoeren. In beginsel moeten deze frictiekosten binnen het overzicht overhead, de centrale bedrijfsvoeringsreserve en de exploitatie van de bedrijfsvoering gevonden worden. De stand van de centrale bedrijfsvoeringsreserve bedraagt per 31/12/2020 €- 1,3 mln. Dit is het restant van het negatief saldo op de Bedrijfsvoering in 2019, dit wordt met de maatregelen in de begroting 2021 (herstelplan Bedrijfsvoering) opgelost.

Gemeentebrede reserve exploitatieresultaten (reserve onderhoud vastgoed en - sportaccommodaties)
De gemeentebrede reserve exploitatieresultaten zijn bedoeld voor het opvangen van eventuele tegenvallers bij onderhoudskosten en of pieken in de onderhoudsopgaven. De beginstand van deze reserve per 1-1-2020 is € 5,3 mln. na verwerking resultaatbestemming 2019 (RIS305192). De stand van de beide reserves (reserve onderhoud vastgoed en - sportaccommodaties) tezamen per 31 december 2020 bedraagt € 5,6 mln., na onttrekking van € 1,2 mln. en toevoeging van € 1,5 mln. conform de geactualiseerde begroting 2020.

Gemeentelijke risico's
Bij de jaarrekening vindt geen budgettaire afweging plaats, dit gebeurt bij de begroting. De risico’s zijn echter wel geactualiseerd. Daardoor kan een goed en actueel beeld gevormd worden van de risico’s waar de gemeente op dat moment mee geconfronteerd wordt. In 2020 heeft de gemeente het weerstandsvermogen niet hoeven aan te spreken. Bij de voorjaarsnota wordt een herziene berekening van het benodigd weerstandsvermogen gemaakt.

REMU-claim
Een ander risico wat buiten deze inventarisatie valt, heeft te maken met het verkoopproces van Eneco. Bij de verkoop van de aandelen in Eneco Groep N.V. (hierna Eneco) in 2020 is de koper gevrijwaard van de claim van de oud-aandeelhouders van REMU N.V. (hierna REMU). Samenvattend stelt REMU dat Eneco door het juridisch verzet tegen de Splitsingswet verhinderd heeft dat Eneco vóór 31 december 2010 geprivatiseerd is en dat REMU daardoor een contractueel afgesproken privatiseringsvergoeding niet ontvangen heeft. Eneco betoogt op hoofdlijnen dat Eneco, inclusief REMU, niet vóór 31 december 2010 verkocht is en dat de aandeelhouders daartoe ook geen plan hadden. De hoogte van claim bedraagt nominaal € 133 mln. De totale claim bedraagt het nominale bedrag vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 juli 2009. De rechter heeft in eerste aanleg en in hoger beroep alle vorderingen afgewezen. Mogelijk gaan de eisers nog in cassatie. De juridische inschatting is dat een eventuele cassatie niet zal leiden tot een andere uitspraak. De gemeente houdt dan derhalve ook geen rekening met dit risico.

Risico’s waar wel mee rekening gehouden wordt, staan in onderstaande tabel.

Risico's met een incidenteel karakter

Domein

Kans

Bedrag

Weging

Max. bedrag

Rampen en zware ongevallen

Bestuur

1%

63,5

1

63,5

Eigen risico verzekeringen

Bestuur

10%

5,4

1

5,4

Grote projecten

Fysiek

25%

25

1

25

Risico's met een structureel karakter

Stijging marktrente

Bestuur

10%

3,5

1,5

5,25

Jeugdhulp open-einde regeling

Sociaal

80%

35

1,5

52,5

BTW-compensatiefonds

Bestuur

35%

12

1,5

18

Afname WSW i.r.t. rijksbijdrage

Sociaal

80%

2

1,5

3

WMO open-einde regeling

Sociaal

60%

10

1,5

15

Bijstandsverlening

Sociaal

20%

7

1,5

10,5

Aangescherpte normering bouwproj. en vastgoed

Fysiek

25%

2

1,5

3

Herverdeling Gemeentefonds

Bestuur

50%

12

1,5

18

Accres Gemeentefonds

Bestuur

65%

18

1,5

27

Loon- en prijsbijstelling

Bestuur

70%

6

1,5

9

Inkoop Jeugdhulp

Sociaal

85%

10,8

1,5

16,2

Covid-19

Bestuur

50%

40

1

40

ToZo (nieuw)

Sociaal

50%

6,5

1

6,5

Fiscale risico’s (nieuw)

Fysiek

50%

5

1,5

7,5

Totaal x € 1 mln.

325,35

Rampen en zware ongevallen (kans 1%, impact € 63,5 mln.)
De gemeente spaart niet voor risico's van (natuur)rampen (of ander groot onheil) die Den Haag kunnen treffen (watersnood, extreme weersomstandigheden, epidemieën, etc.). De schade die het gevolg kan zijn van een dergelijke gebeurtenis is aanzienlijk, zo hebben we bijvoorbeeld gezien bij de vuurwerkramp in Enschede. Doordat de kans op 1% is geraamd, is het effect op de benodigde weerstandscpaciteit beperkt.

Eigen risico verzekeringen (kans 10%, impact 5,4 mln.)
De gemeente heeft een hoog eigen risico op verzekeringspolissen afgesloten, omdat dit per saldo financieel voordeliger is. Deze keuze bevat desalniettemin een risico. Wanneer zich verschillende calamiteiten tegelijk voordoen is de totale eigen bijdrage van de gemeente hoger dan in de reguliere begroting kan worden opgevangen. Bovendien heeft de gemeente ervoor gekozen de fraude- en berovingsverzekering in eigen beheer te nemen omdat de premie hiervan niet opweegt tegen het risico. Het maximale risico dat de gemeente loopt is € 5,4 mln. De kans dat zich dit risico voordoet is klein.
 
Grote projecten (kans 25%, impact 25 mln.)
De gemeente voert projecten om de gestelde beleidsdoelen te behalen. Dit komt altijd tegen een zeker financieel risico dat vooral zichtbaar is bij grote ruimtelijke- en ICT-projecten. In de komende jaren zal de gemeente voor € 1,20 mld. aan investeringen doen (voor ca. 3/4e deel met gemeentelijke middelen gefinancierd) in infrastructuur, scholen, vastgoed, ICT, etc. Binnen projecten vindt risicomanagement plaats. Dit betekent dat risico’s periodiek worden herijkt en dat wordt gestuurd om te voorkomen dat risico’s optreden. Voor onafwendbare risico’s kan aanspraak worden gedaan op het budget onvoorzien dat bij elk project beschikbaar wordt gesteld. In de P&C documenten wordt gerapporteerd over de ontwikkelingen. De raad heeft de mogelijkheid om grote projecten aan te wijzen als GRIP project. Voor deze projecten wordt ieder halfjaar een voortgangsrapportage aangeboden met het verloop van uitgaven, risico’s en reserves.

Den Haag stuurt met deze toegelichte methodiek op het tot een goed einde brengen van grote projecten. Dit biedt geen absolute zekerheid, er is altijd een mogelijkheid dat tegenvallers (of meevallers) ontstaan op individuele grote projecten. Dat kunnen bouwkosten betreffen, maar ook de gevolgen voor de exploitatie van nieuwe voorzieningen. Als extra maatregel nemen we daarom een risico op voor grote projecten in het weerstandsvermogen van de gemeente Den Haag. De omvang van het risico bij optreden wordt gewaardeerd op € 25 mln. (dit betreft ca. 2,0% van de investeringsportefeuille) en de kans van optreden wordt ingeschat op 25%. Er is geen verwachting dat projecten niet binnen budget kunnen worden afgerond, maar als dit toch optreedt, kan de gemeente tegenvallers van grote projecten opvangen. Door met dit risico rekening te houden blijft de gemeente financieel deugdelijk, terwijl tegelijkertijd op voorhand geen onnodig beslag op de schaarse beschikbare middelen hoeft te worden gelegd.

 
Stijging marktrente (kans 10%, impact 3,5 mln.)

De gemeente sluit langlopende leningen af ter financiering van investeringen. Ultimo 2020 had de gemeente ruim € 1,334 mld. aan langlopende leningen afgesloten. Momenteel is de rente waartegen de gemeente leent historisch gezien relatief laag. Als de rente stijgt, moet de gemeente meer rente betalen. Dit risico wordt beperkt doordat de gemeente meerdere lang lopende lineaire leningen heeft afgesloten, waardoor bij een rentestijging het effect daarvan vertraagd wordt. Op basis van de huidige verwachtingen blijft de rente tot eind 2022 laag. Daarnaast drukt de verkoop van Eneco en de reeds in 2020 afgesloten langlopende leningen met storting in 2022, 2023 en 2024 de gemeentelijke financieringsbehoefte in de komende jaren. Ondanks deze risico beperkende maatregelen en omstandigheden, dient de gemeente rekening te houden met een resterend risico op een stijgende rente. Gegeven de Haagse situatie houdt de gemeente rekening met een risico van een stijging van de rente over de gemeentelijke leningenportefeuille van 0,25 procentpunt.
 
Jeugdhulp Open-einde-regeling (kans 80%, impact €35 mln.)
Per 1 januari 2015 heeft de gemeente de verantwoordelijkheid van de jeugdhulp overgenomen van het Rijk. Dit is gepaard gegaan met een budgetkorting. Het Rijk beziet in de komende jaren de verdelingsmethodiek van de budgetten over de gemeenten. Ook is de hoogte van het macrobudget voor jeugdzorg (wel of niet “boeggolf”) onderwerp van gesprek tussen gemeenten en het Rijk. Andersson Elffers Felix (AEF) heeft in 2020 in opdracht van het Rijk en de VNG een onderzoek uitgevoerd naar deze boeggolf. Hieruit blijkt dat gemeenten € 1,6 miljard tot € 1,8 miljard meer uitgeven aan jeugdzorg in 2019 dan dat ze aan middelen vanuit het Rijk hiervoor ontvangen. Op basis van dit rapport voert de VNG gesprekken met het huidige kabinet om tot een concreet antwoord op de vraag te komen welke structurele middelen gemeenten nodig hebben op de jeugdwet uit te voeren, en welke maatregelen nodig zijn. De uitkomst liggen voor in de kabinetsformatie na de verkiezingen van 2021.  
Verder is sprake van een open-einde-regeling; de gemeente verstrekt de jeugdhulp die nodig is. Dit betekent ook jeugdhulp voor de verwachte toename door corona-effecten op onze jeugdigen en de extra zorg die gezinnen nodig hebben door de toeslagenaffaire van het rijk. Bovendien heeft een rechterlijke uitspraak gezorgd voor structureel hogere tarieven.  De andere verwijzingen wordt – zoals wettelijk toegestaan – gedaan door huisartsen, gecertificeerde instellingen (GI’s), rechters en medisch specialisten. Het voorgaande beperkt de mogelijkheid om te sturen op lasten. De afgelopen jaren laten grote schommelingen zien in het lastenpatroon van de gemeente.

Btw-compensatiefonds (kans 35%, impact 12 mln.)

Het Rijk heeft een maximum gezet op het btw-compensatiefonds. Bij meer uitbestedingen of bij grote investeringen van gemeenten, is de kans reëel dat de gemeenten meer btw bij het Rijk declareren dan er in het btw-compensatiefonds zit. Het Rijk dekt dat tekort op het btw-compensatiefonds dan met een uitname uit het gemeentefonds. Pre-corona schatten we het maximale risico voor alle gemeenten samen op 10% van het btw-compensatiefonds van € 3,0 mld. Het Haagse aandeel daarvan is 4,0%. Waarmee het Haagse aandeel op afgerond € 12 mln. komt. Die schatting houden we aan. Veel uitgaven vanwege corona zijn immers btw-plichtig.

Afname WSW in relatie tot rijksbijdrage (kans 80%, impact 2 mln.)
De Wet op de Sociale Werkvoorziening is in 2015 opgegaan in de Participatiewet. Hierdoor komen er geen nieuwe instroom WSW-ers meer en daalt het aantal WSW-ers als gevolg van overlijden, pensionering en overige uitstroom geleidelijk. Hiermee samenhangend daalt ook de rijksbijdrage. Het risico bestaat dat deze daling van de rijksbijdrage sneller verloopt dan de afname van het aantal WSW-ers. Het financiële effect van dit risico is ingeschat op € 2 mln. structureel.

Wmo Open-einde-regeling, verdeelmodel, uitgestelde zorg (kans 60%, impact € 10 mln.)

Bij de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) is sprake van een open-einde-regeling (geschat risico € 5 mln.). Dit betekent dat aan burgers die ondersteuning nodig hebben, zorg moet worden verstrekt. Als gemeente hebben we een zorgplicht. De gemeente moet passende hulp verlenen aan Hagenaars die dit nodig hebben. Vooral bij maatwerkarrangementen wordt het effect van de vormvrije melding en afschaffing eigen bijdrage dagbesteding en begeleiding zichtbaar. En de invoering van het abonnementstarief door het Rijk. Hierdoor wordt aanzienlijk meer gebruik gemaakt van voorzieningen.
Daarnaast is (de uitwerking van) Rijksbeleid een onzekere factor. Het gaat dan om zaken als eventuele compensatie vanuit het Rijk voor tekorten in het sociaal domein, uitwerking van nieuwe verdeelmodellen van Rijksmiddelen en uitwerking van nieuw beleid.
Tot slot is uit het vervolgonderzoek van zorglokaal onder cliënten voor huishoudelijke hulp, individuele begeleiding en dagbesteding over de impact van corona op hun dienstverlening naar voren gekomen dat de dienstverlening zo goed als gecontinueerd is gebleven. Het risico blijft echter bestaan dat zorglevering vanwege corona rijksmaatregelen minder passend zijn, wat kan leiden tot uitgestelde zorgbehoefte.

Bijstandsverlening (kans 20%, impact 7 mln.)

Jaarlijks ontvangt de gemeente Den Haag € 340 mln. Buig-middelen voor het uitvoeren van de Participatiewet. De participatiewet is een open einde regeling. Het Rijk maakt in het september van het betreffende jaar de definitieve bijdrage van het Buig budget bekend. Indien de ontvangen middelen een afwijking hebben van 2% met de afgegeven prognose van het jaar ervoor, betekent dit voor de gemeente een tekort van € 7 mln. Het risico voor de gemeente wordt beperkt door de zogenaamde Vangnetregeling. Dit houdt in dat als de gemeente een excessief, onverwijtbaar tekort heeft, de gemeente een beroep kan doen op een aanvullende rijksuitkering.

Aangescherpte normeringen voor bouwprojecten en vastgoed (kans 25%, impact 2 mln.)
In 2019 zijn een drietal milieu- en volksgezondheidsnormeringen gewijzigd. Dit heeft invloed op nog te vergunnen woningbouw- en infrastructuurprojecten en op eisen voor bestaand vastgoed.
Het betreffen de volgende drie ontwikkelingen:

  • Aangescherpte normen voor grondverzet voor PFAS-stoffen die milieu en mens kunnen schaden;
  • Strengere eisen voor compensatie van stikstofuitstoot bij vergunningsverlening voor bouwprojecten (streep door PAS-beleid);
  • Advies van de gezondheidsraad om loden waterleidingen te saneren wegens risico's voor volksgezondheid.

De ontwikkelingen en het beleid om het problematiek vlot te trekken, zoals verlaging van de maximumsnelheid op snelwegen, waren in 2019 veel in het nieuws. Over de specifieke Haagse situatie is en wordt de raad afzonderlijke geïnformeerd. De ontwikkelingen staan niet stil. Zo worden in 2020 ondermeer nieuwe landelijke normen voor grondverzet PFAS en een landelijk beleid voor loden leidingen vastgesteld. De ontwikkelingen in 2020 kunnen aanleiding geven voor bijstelling van beleid met financiële consequenties voor de gemeente.  Keuzes rond de beleidsuitvoering en dekking hiervan, komen aan bod in de jaarlijkse begroting en ondersteunende documenten, zoals de MPG waarin risico inschatting voor gemeentelijke grondexploitaties aan bod komt. Hiernaast kan sprake zijn dat buiten de begrotingsafweging een onvermijdelijk risico zich voordoet dat direct tot meerkosten leidt. Het risico daarvan wordt ingeschat op € 2 mln. met 25% kans van optreden.

Herverdeling Gemeentefonds (kans 50%, impact 12 mln.)
Het gemeentefonds is een van de belangrijkste inkomsten voor de gemeente Den Haag. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft het voornemen per 2023 de verdeling van het gemeentefonds volledig te herzien. Volgens de eerste resultaten zou de herverdeling enorm ongunstig zijn voor Den Haag; het zou gaan om structureel € 60 miljoen. We denken niet dat het dat nadeel zal worden.
Ten eerste omdat er een expliciete koppeling is gelegd tussen extra budget voor het gemeentefonds en de herverdeling. Met andere woorden: de herverdeling gaat alleen door als er extra geld aan het gemeentefonds wordt toegevoegd. Voor de Haagse begroting telt dan het saldo van die twee. Ten tweede omdat de argumenten die we aandragen tegen de eerste resultaten, sterk zijn. Zo miskennen de eerste resultaten de fouten in de onderzoeksmethode, die nadelig uitvallen voor de grote steden. Ook miskennen de eerste resultaten de landelijke taken van de gemeente Den Haag, en onze grootstedelijke kosten.
In de risicoparagraaf handhaven we de voorspelling van 50% kans op structureel € 12 miljoen nadeel, voor het totaal van herverdeling en extra budget.

Accres gemeentefonds (kans 65%, impact 18 mln.)                                                         
De coronacrisis heeft de economische en financiële situatie totaal op zijn kop gezet. De kans is daarmee aanzienlijk toegenomen dat het Rijk de komende jaren zal (moeten) bezuinigen. In de kabinetsformatie worden afspraken gemaakt over het al dan niet voortzetten van de trap-op-trap-af-systematiek.
Het gemeentefonds omvat voor Den Haag ongeveer € 1,2 miljard per jaar. Ondanks de voorzichtige raming van de groei (accres) daarvan blijft de kans reëel dat de groei toch lager wordt. 1,5% lagere groei is € 18 miljoen. We handhaven de raming uit de vorige begroting.

Loon- en prijsbijstelling (kans 70%, impact 6 mln.)
Het Rijk gaat in de meicirculaire 2019 uit van een lager accres gemeentefonds door een lagere loon- en prijsbijstelling dan de gemeente waarschijnlijk benodigd heeft. Voor 2021 en verder houdt de gemeente rekening met een loonstijging van 0,5%. De inflatieverwachting voor die jaren bedraagt 1,5%. Als de loonstijging de prijsontwikkeling bijhoudt ontstaat er een gat in de begroting. Dit risico wordt ingeschat op 1% van de salarislastenbegroting van de gemeente Den Haag (totaal is ca. € 600 mln.). Dit betekent een financiële impact van € 6 mln. structureel met een kans van 70%.

Inkoop jeugdhulp (kans: 85% impact € 10,8 mln.)
In oktober 2019 is een kort geding over de inkoop jeugdhulp door de gemeente verloren. Op grond van de uitspraak van de rechter is een onafhankelijke procesbegeleider verzocht om te komen tot transparantie over kostprijsopbouw en op deze manier tot onderbouwde, realistische tarieven. Uit het onderzoek van de procesbegeleider komt een verdere stijging van de tarieven, met maximaal € 10,8 mln. als verwacht financieel prijseffect in 2021 (€ 7,3 mln. in 2020). In de begroting is hiermee vooralsnog geen rekening gehouden. Het risico is naar verwachting 85%.

COVID-19 (kans: 50%, impact € 40 mln.)
De impact van corona op de gemeentelijke financiën is aanzienlijk. Het Rijk heeft voor 2020 een belangrijk deel van de daadwerkelijke directe schade een aanvullende vergoeding verstrekt of heeft toegezegd dat alsnog te doen waar het inkomstenderving betreft. De impact van corona heeft naar de huidige inzichten een meerjarige impact op de financiële huishouding van de gemeente. Dit geldt zowel voor de baten en de lasten. Voor de korte termijn (2021) zijn gemeenten in VNG verband in gesprek met het Rijk voor een aanvullende vergoeding. Voor de middellange termijn geldt dat er ook rekening gehouden dient te worden met het risico dat baten (waar onder parkeren, toeristenbelasting, huren, dividenden) structureel lager komen te liggen dan het niveau waar de huidige begroting vanuit gaat, zonder dat daar afdoende extra rijksvergoeding tegenover staat. Ook bestaat het risico dat grotere groepen een groter beroep doen op gemeentelijke ondersteuning, waarbij het niet vaststaat of de gemeente hiervoor afdoende voor gecompenseerd wordt. In eerste instantie heeft de gemeente voor beide effecten samen € 33 mln. incidenteel gereserveerd in de risicobuffer Corona. Dit bedrag bestaat uit € 11 mln. voor risico’s 2020 en € 22 mln. voor risico’s 2021 en verder. De coronacrisis is nog volop gaande. Het is daarom nu nog niet mogelijk bedragen nader te specificeren. De gemeente schat in dat het meerjarig restrisico voor de komende jaren kan oplopen tot € 40 mln., wat ongeveer de helft is van de toevoeging aan de reserve Buffer Impact Coronacrisis in 2020.

ToZo (kans 50%, impact € 6,5 mln.)
De ToZo is de tijdelijke overbruggingskrediet zelfstandige ondernemers. Ondernemers die in de problemen komen door de coronacrisis kunnen een bijdrage ontvangen voor levensonderhoud en bedrijfskredieten. Het Rijk heeft de ToZo spelregels gedurende de periode gewijzigd, dit betekent dat gemeente Den Haag niet aan verantwoordingseisen kan voldoen, het bedrag is immers al uitkerend. Een deel van het bedrag kan niet worden gedeclareerd bij het rijk en komt voor rekening van de gemeente.

Fiscale risico’s (kans 50%, impact € 5 mln.)
De gemeente heeft regelmatig discussie met de rijksbelastingdienst over diverse fiscale onderwerpen. Voorbeelden hiervan zijn de toepassing van de BTW voor verschillende gemeentelijke activiteiten en de vennootschapsbelasting. De gemeente beschikt over een team van fiscaal specialisten om de juiste toepassing van de regelgeving te waarborgen. Desalniettemin blijven er verschillen van inzicht bestaan waarin beroep en bezwaarprocedures van toepassing zijn. De uitkomst van dergelijke trajecten zijn ongewis.   

Conclusies

De algemene reserve, de centrale bedrijfsvoeringsreserve, de programmareserves en de gemeentebrede reserve exploitatieresultaten bedragen voor resultaatsbestemming € 29 mln. De reserve grondbedrijf loopt synchroon met de risico’s op het grondbedrijf en is daarom bewust buiten deze opsomming gehouden. De geïdentificeerde risico’s tellen op tot € 325,4 mln. Omdat het niet waarschijnlijk is dat alle risico’s zich tegelijkertijd voordoen, maakt de gemeente Den Haag gebruik van een risicocumulatiemodel. Op basis van dit model is bij een zekerheidspercentage van 95 procent een algemene reserve nodig van € 116,4 mln. De algemene reserve is daarmee € 91,8 mln. te laag.

Uitgedrukt als verhoudingsgetal bedraagt het weerstandsvermogen 0,25 (berekend door de beschikbare weerstandscapaciteit van € 29 mln. te delen door de benodigde weerstandscapaciteit van € 116,4 mln.). Het weerstandsvermogen is lager dan 1,0 waarbij geldt dat er genoeg beschikbare weerstandscapaciteit is om de risico’s af te dekken en het weerstandsvermogen voldoende is. Bij een ratio van hoger dan 1,0 is er ruim voldoende ruimte om de risico’s met de beschikbare weerstandscapaciteit af te dekken en bij een ratio lager dan 1,0 is er onvoldoende ruimte. Bij de voorjaarsnota actualiseert de gemeente het benodigde weerstandsvermogen. Daarbij wordt ook ingegaan op het herstelplan voor de algemene reserve.

Voor het herstel van de algemene reserve is een plan opgesteld, dat bestaat uit verkopen van gemeentelijke vastgoed dat geen beleidsmatig doel dient, toevoegen van vrij te besteden bespaarde rente en toevoegingen van positieve resultaten uit de jaarrekening conform de bestaande spelregels. De benodigde hoogte van de algemene reserve wordt jaarlijks bij de voorjaarsnota en de begroting opnieuw geactualiseerd.

Deze pagina is gebouwd op 10/12/2021 16:52:32 met de export van 10/12/2021 16:45:01